Topmenu

Tijdens de werken

Detailleringen

Uitzettingsvoegen

Bij lange doorlopende gevels of geveldelen moeten er voldoende uitzettingsvoegen aanwezig zijn om de grotere thermische bewegingen van het metselwerk na het isoleren van de spouw op te vangen. Bij de bepaling van hun maximale tussenafstand dient men rekening te houden met het type metselwerk en de eventueel aanwezige gevelopeningen. Bij bestaande gebouwen is de afstand tussen de uitzettingsvoegen vaak groter. Hoewel dit de na-isolatiewerken niet uitsluit, dient men in voorkomend geval wel rekening te houden met bijkomende thermische spanningen die aanleiding kunnen geven tot thermische scheurtjes in het gevelmetselwerk.

Ventilatiekanalen, afvoerkanalen en leidingen in gevels

De positie en de toestand van de in de spouwmuur aanwezige ventilatiekanalen, afvoerkanalen en dergelijke (bv. horizontale doorvoeren van rookgasafvoeren, dampkappen, ventilatoren, droogkasten …) moeten vooraf gecontroleerd worden. De uitvoerder moet de opdrachtgever hier dan ook over bevragen. Daar waar deze rechtstreeks uitmonden in de spouw, moeten ze aan hun omtrek afgedicht worden met een daartoe geëigend isolatiemateriaal. Bij rookgasafvoerkanalen dienen eventuele voorzorgsmaatregelen genomen te worden opdat deze volledig dicht is. Men dient bovendien na te gaan of het isolatieproduct in contact mag komen met de buitenzijde ervan.

Open stootvoegen

De open stootvoegen aan de bovenzijde van het buitenspouwblad die – vóór het isoleren van de spouw – dienden voor de spouwventilatie, moeten blijvend afgedicht worden. De open stootvoegen aan de voet van het buitenspouwblad met een duidelijke afwateringsfunctie mogen daarentegen niet afgedicht worden. Ook de eventuele stootvoegen ten behoeve van de afwatering boven de lateien, de doorstekende vloeren, de balkons, de galerijen en soortgelijke constructies moeten onbelemmerd hun functie kunnen blijven vervullen.

Als de na-isolatie van de spouwmuur gebeurt met losse granulaten, dient men de hierin te behouden openingen zodanig af te schermen dat de granulaten ingesloten blijven in de spouw zonder de afwatering ervan te verhinderen.

Ventilatie van kruipruimten

In oudere gebouwen wordt de ventilatie van de kruipruimten of kelders soms tot stand gebracht door in de spouw aangebrachte voorzieningen. Deze ventilatie mag niet in het gedrang komen door de plaatsing van het isolatiemateriaal.

Koudebruggen

In bestaande spouwmuren komen er ter hoogte van de bouwknopen vaak onderbrekingen in de luchtspouw voor (tegen de gevel aangestorte raamlateien of ringbalken, of bij de dagkanten van ramen). Deze zones vormen koudebruggen, gekenmerkt door een plaatselijk verhoogd warmteverlies en een verlaagde oppervlaktetemperatuur. De temperaturen aan het binnenoppervlak van nageïsoleerde spouwmuren liggen immers hoger dan bij ongeïsoleerde muren. Dit geldt in veel gevallen niet alleen in het vlak van de wand, maar ook ter plaatse van de koudebruggen (weliswaar in beperktere mate). Dit betekent dat een nageïsoleerde spouwmuur minder gevoelig zal zijn voor oppervlaktecondensatie en schimmelgroei dan zijn ongeïsoleerde tegenhanger.

Spouwsluitingen

Voorafgaand aan de na-isolatiewerken moet er een verticale spouwafsluiting aangebracht worden ter hoogte van de scheiding tussen de te isoleren en de niet te isoleren geveldelen. Indien de na-isolatie gebeurt met vezels of granulaten, kan men hiertoe een beroep doen op een speciaal met dit oogmerk ontwikkelde spouwafdichting (kettingborstels). Bij gebruik van isolatieschuim kan de spouwafdichting verwezenlijkt worden door het schuim te injecteren in een reeks verticaal boven elkaar geplaatste vulopeningen.

Volgorde van de werken

  • Boren van de vulopeningen

Vooraleer men van start gaat met het na-isoleren van de spouw, moeten alle hiertoe noodzakelijke vul-en ontluchtingsopeningen in het metselwerk aangebracht zijn.
De vulopeningen worden doorgaans met behulp van een steenboor aangebracht op de kruising van de lint- en de stootvoegen. De diameter van deze boor dient zodanig gekozen te worden dat de aangrenzende stenen zo min mogelijk beschadigd raken. De grootte, het aantal en de verdeling van de vulopeningen in het buitenspouwblad zijn afhankelijk van het isolatieproduct en zijn uitvoeringswijze. In het algemeen moeten de vulopeningen zodanig aangebracht worden, dat het gevelvlak op een homogene manier gevuld kan worden.

De vulopeningen moeten op een toereikende afstand van de hoeken (bv. aansluiting van de kopgevel op de voor- of achtergevel) aangebracht worden, om te vermijden dat ze zich recht tegenover de gevelspouw zouden bevinden.

IMG03054-20131017-1025

  • Meting van de spouwbreedte

Vooraleer men van start gaat met de na-isolatie van de spouw, dient men over te gaan tot de bepaling van de gemiddelde spouwbreedte per zone van 10 m².

  • Weersomstandigheden

De verwerking van bepaalde isolatieproducten kan in sterke mate afhankelijk zijn van de klimatologische omstandigheden. Het is bijgevolg noodzakelijk om de door de houder van de gebruiksgeschiktheidsverklaring vastgelegde minimum- en maximumgrenzen met betrekking tot de temperatuur en de relatieve vochtigheid te respecteren.

  •  Het opvullen

Bij het opvullen van de spouw dient men te starten met de onderste rij vulopeningen, meer bepaald vanaf een vulopening die gelegen is nabij een hoek van het gevelvlak. Na het opvullen van de onderste rij, gaat men op gelijkaardige wijze verder met de tweede rij, totdat het gevelvlak volledig behandeld is. Om vochtdoorslag te vermijden, is het belangrijk dat de spouw over de totale gevelhoogte opgevuld wordt, ook al grenzen bepaalde hoger gelegen gevelvlakken aan een niet-verwarmde ruimte. Er moet eveneens een visuele controle via de vulopeningen plaatsvinden, om na te gaan of de spouw gelijkmatig door het isolatieproduct opgevuld wordt. Een regelmatige inspectie van het interieur van het gebouw is hoe dan ook aangewezen.

IMG01910-20130410-1007

  • Afwerken

Alle vul-, controle- en ontluchtingsopeningen moeten na het beëindigen van de na-isolatiewerken hersteld en afgedicht worden met een voegmortel die, na droging, een gelijkaardige kleur vertoont als het omringende, oorspronkelijke voegwerk.
Na afloop dient men zorgvuldig te controleren of het isolatiemateriaal nergens aanleiding gegeven heeft tot een verstopping van de schoorsteen- en ventilatiekanalen, … Ook de goede werking van de eventuele rolluiken of zonneweringen moet aan een nazicht onderworpen worden.